Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·los·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oplosbaar oplosbaarder oplosbaarst
verbogen oplosbare oplosbaardere oplosbaarste
partitief oplosbaars oplosbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

oplosbaar

  1. het vermogen bezittend opgelost te worden
    • Deze moord is niet oplosbaar gebleken. 
  2. (scheikunde) het vermogen bezittend in oplossing te gaan
    • Van de sulfiden van lood, koper en kalium is het laatste het oplosbaarste. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: oplosbaar blijken
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be