opkweken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opkweken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opkweken | op te kweken | ||||||||
toekomend | zullen opkweken op zullen kweken |
te zullen opkweken op te zullen kweken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgekweekt | te hebben opgekweekt | ||||||||
toekomend | opgekweekt zullen hebben | opgekweekt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opkwekend | opgekweekt | ev. kweek op |
mv. verouderd kweekt op |
kweke op (bijzin) opkweke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kweek op | kweekt op | kweekt op | kweekt op | kweekt op | kweken op | kweken op | kweken op | |||
verleden (o.v.t.) | kweekte op | kweekte op | kweekte op | kweekte op | kweekte op | kweekten op | kweekten op | kweekten op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opkweken | zult/zal opkweken | zult/zal opkweken | zult opkweken | zal opkweken | zullen opkweken | zullen opkweken | zullen opkweken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opkweken | zou opkweken | zou(dt) opkweken | zoudt opkweken | zou opkweken | zouden opkweken | zouden opkweken | zouden opkweken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opkweek | opkweekt | opkweekt | opkweekt | opkweekt | opkweken | opkweken | opkweken | |||
verleden (o.v.t.) | opkweekte | opkweekte | opkweekte | opkweekte | opkweekte | opkweekten | opkweekten | opkweekten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opkweken op zal kweken |
zult/zal opkweken op zult/zal kweken |
zult/zal opkweken op zult/zal kweken |
zult opkweken op zult kweken |
zal opkweken op zal kweken |
zullen opkweken op zullen kweken |
zullen opkweken op zullen kweken |
zullen opkweken op zullen kweken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opkweken op zou kweken |
zou opkweken op zou kweken |
zou(dt) opkweken op zou(dt) kweken |
zoudt opkweken op zoudt kweken |
zou opkweken op zou kweken |
zouden opkweken op zouden kweken |
zouden opkweken op zouden kweken |
zouden opkweken op zouden kweken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgekweekt | hebt opgekweekt | hebt/heeft opgekweekt | hebt opgekweekt | heeft opgekweekt | hebben opgekweekt | hebben opgekweekt | hebben opgekweekt | |||
verleden (v.v.t.) | had opgekweekt | had opgekweekt | had opgekweekt | hadt opgekweekt | had opgekweekt | hadden opgekweekt | hadden opgekweekt | hadden opgekweekt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgekweekt hebben | zal/zult opgekweekt hebben | zult/zal opgekweekt hebben | zult opgekweekt hebben | zal opgekweekt hebben | zullen opgekweekt hebben | zullen opgekweekt hebben | zullen opgekweekt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgekweekt hebben | zou opgekweekt hebben | zou/zoudt opgekweekt hebben | zoudt opgekweekt hebben | zou opgekweekt hebben | zouden opgekweekt hebben | zouden opgekweekt hebben | zouden opgekweekt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgekweekt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgekweekt | er is opgekweekt | |||||||||
verleden | er werd opgekweekt | er was opgekweekt | |||||||||
toekomend | er zal opgekweekt worden | er zal opgekweekt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgekweekt worden | er zou opgekweekt zijn | |||||||||
lijdende vorm opgekweekt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgekweekt worden | opgekweekt te worden | ||||||||
toekomend | opgekweekt zullen worden | opgekweekt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgekweekt zijn | opgekweekt te zijn | ||||||||
toekomend | opgekweekt zullen zijn | opgekweekt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgekweekt | wordt opgekweekt | wordt opgekweekt | wordt opgekweekt | wordt opgekweekt | worden opgekweekt | worden opgekweekt | worden opgekweekt | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgekweekt | werd opgekweekt | werd opgekweekt | werdt opgekweekt | werd opgekweekt | werden opgekweekt | werden opgekweekt | werden opgekweekt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgekweekt worden | zult opgekweekt worden | zult opgekweekt worden | zult opgekweekt worden | zal opgekweekt worden | zullen opgekweekt worden | zullen opgekweekt worden | zullen opgekweekt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgekweekt worden | zou opgekweekt worden | zou/zoudt opgekweekt worden | zoudt opgekweekt worden | zou opgekweekt worden | zouden opgekweekt worden | zouden opgekweekt worden | zouden opgekweekt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgekweekt | bent opgekweekt | bent/is opgekweekt | zijt opgekweekt | is opgekweekt | zijn opgekweekt | zijn opgekweekt | zijn opgekweekt | |||
verleden (v.v.t.) | was opgekweekt | was opgekweekt | was opgekweekt | waart opgekweekt | was opgekweekt | waren opgekweekt | waren opgekweekt | waren opgekweekt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgekweekt zijn | zult opgekweekt zijn | zult opgekweekt zijn | zult opgekweekt zijn | zal opgekweekt zijn | zullen opgekweekt zijn | zullen opgekweekt zijn | zullen opgekweekt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgekweekt zijn | zou opgekweekt zijn | zou/zoudt opgekweekt zijn | zoudt opgekweekt zijn | zou opgekweekt zijn | zouden opgekweekt zijn | zouden opgekweekt zijn | zouden opgekweekt zijn |