openzwaaien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van openzwaaien | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | openzwaaien | open te zwaaien | ||||||
toekomend | zullen openzwaaien open zullen zwaaien |
te zullen openzwaaien open te zullen zwaaien | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opengezwaaid | te hebben opengezwaaid | ||||||
toekomend | opengezwaaid zullen hebben | opengezwaaid te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
openzwaaiend | opengezwaaid | ev. zwaai open |
mv. verouderd zwaait open |
zwaaie open (bijzin) openzwaaie | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zwaai open | zwaait open | zwaait open | zwaait open | zwaait open | zwaaien open | zwaaien open | zwaaien open | |
verleden (o.v.t.) | zwaaide open | zwaaide open | zwaaide open | zwaaide open | zwaaide open | zwaaiden open | zwaaiden open | zwaaiden open | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal openzwaaien | zult/zal openzwaaien | zult/zal openzwaaien | zult openzwaaien | zal openzwaaien | zullen openzwaaien | zullen openzwaaien | zullen openzwaaien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou openzwaaien | zou openzwaaien | zou(dt) openzwaaien | zoudt openzwaaien | zou openzwaaien | zouden openzwaaien | zouden openzwaaien | zouden openzwaaien | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | openzwaai | openzwaait | openzwaait | openzwaait | openzwaait | openzwaaien | openzwaaien | openzwaaien | |
verleden (o.v.t.) | openzwaaide | openzwaaide | openzwaaide | openzwaaide | openzwaaide | openzwaaiden | openzwaaiden | openzwaaiden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal openzwaaien open zal zwaaien |
zult/zal openzwaaien open zult/zal zwaaien |
zult/zal openzwaaien open zult/zal zwaaien |
zult openzwaaien open zult zwaaien |
zal openzwaaien open zal zwaaien |
zullen openzwaaien open zullen zwaaien |
zullen openzwaaien open zullen zwaaien |
zullen openzwaaien open zullen zwaaien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou openzwaaien open zou zwaaien |
zou openzwaaien open zou zwaaien |
zou(dt) openzwaaien open zou(dt) zwaaien |
zoudt openzwaaien open zoudt zwaaien |
zou openzwaaien open zou zwaaien |
zouden openzwaaien open zouden zwaaien |
zouden openzwaaien open zouden zwaaien |
zouden openzwaaien open zouden zwaaien | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opengezwaaid | hebt opengezwaaid | hebt/heeft opengezwaaid | hebt opengezwaaid | heeft opengezwaaid | hebben opengezwaaid | hebben opengezwaaid | hebben opengezwaaid | |
verleden (v.v.t.) | had opengezwaaid | had opengezwaaid | had opengezwaaid | hadt opengezwaaid | had opengezwaaid | hadden opengezwaaid | hadden opengezwaaid | hadden opengezwaaid | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal opengezwaaid hebben | zal/zult opengezwaaid hebben | zult/zal opengezwaaid hebben | zult opengezwaaid hebben | zal opengezwaaid hebben | zullen opengezwaaid hebben | zullen opengezwaaid hebben | zullen opengezwaaid hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opengezwaaid hebben | zou opengezwaaid hebben | zou/zoudt opengezwaaid hebben | zoudt opengezwaaid hebben | zou opengezwaaid hebben | zouden opengezwaaid hebben | zouden opengezwaaid hebben | zouden opengezwaaid hebben |