oorlogsverklaring

Nederlands

 
oorlogsverklaring door Keizer Wilhelm II van Duitsland
Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·logs·ver·kla·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oorlogsverklaring oorlogsverklaringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oorlogsverklaringv

  1. een officiële mededeling van een land dat het oorlog gaat voeren
    • Als Noord-Korea iets onderneemt, dan is het “game on“, dat zei de Amerikaanse minister van Defensie James Mattis maandag. De VS zullen de raket “uitschakelen”, waarmee hij bedoelt dat het Amerikaanse leger raketten gericht op Amerikaanse doelwitten zal neerhalen. Hij voegde er wel aan toe dat dit allerminst een oorlogsverklaring is. De VS zullen alleen militair handelen als het noodzakelijk is. [2] 
  2. (figuurlijk) zeggen dat men de strijd aangaat zonder dat er in de letterlijke zin sprake is van een oorlog
    • Daar zal niet snel verandering in komen, zeker niet als er Britse ­beleidsdocumenten blijven uitlekken die in Brussel gelezen worden als een oorlogsverklaring. Zoals gisteren, toen The Guardian een 82 pagina’s tellend document online zette waarin het Home Office het toekomstige beleid van Londen ten aanzien van arbeids­migranten uit de doeken doet. [3] 
    • Op die bewuste dinsdag hadden ze net twee weken gevechtstraining in Nevada achter de rug. Ze zaten rond een briefingtafel, toen iemand kwam melden dat een vliegtuig het World Trade Center in New York had geraakt. De eerste keer dachten ze nog dat het om een gek ging. Bij het tweede vliegtuig hadden ze door dat het een oorlogsverklaring was. [4] 
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Bas Tooms 15 augustus 2017
  3. de Standaard DONDERDAG 7 SEPTEMBER 2017
  4. Tubantia 10-01-2017