oogbol
- oog·bol
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogbol | oogbollen |
verkleinwoord | oogbolletje | oogbolletjes |
de oogbol m
- het oog zonder de omliggende structuren
- En zijn linkeroog? Dat lijkt een prima functionerend oog te zijn. Maar binnen een tel wipt Hillen zijn prothese eruit en zie je de schade: een verschrompeld stukje oogbol met een zwart puntje in het midden. Zijn glazen nepoog houdt hij in zijn hand. 'Ik had er eerst een van silliconenshit, daar kon je gewoon mee gooien. Met deze moet je iets voorzichtiger zijn. Ik schuif hem over het resterende deel van mijn oogbol. Alsof je een schoen aandoet.'[2]
- Doordat het lemmet net onder zijn oogbol in het gezicht van de man is gekomen, houdt hij wonderwel geen blijvend gezichtsverlies aan het incident over. De man ligt nog wel in het ziekenhuis.[3]
- hoornvlies, cornea, oogwit sclera, oogrok, bindvlies, oogkamer, iris, regenboogvlies, uvea, ooglens, lenskapsel, glasvocht, vaatvlies, chorioides, netvlies, retina, oogzenuw, papil, macula
1.
- Het woord oogbol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogbol" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool LEX BOON EN CHARLOTTE KNOBBEN 31 DECEMBER 2015 'Ik had geen idee dat mijn hele gezicht eraf lag'
- ↑ Het Parool 14 FEBRUARI 2010, Verkeersruzie man met mes in oog gestoken
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be