• on·ver·zwakt
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onverzwakt onverzwakter onverzwaktst
verbogen onverzwakte onverzwaktere onverzwaktste
partitief onverzwakts onverzwakters -

onverzwakt [1]

  1. zonder nuancering of vermindering; onverminderd in kracht
     Onverzwakt kruisigte hij zich tot herstel van zijn zede; beternis was zijn doel maar hij boette zonder hoop die te bereiken: nog aldoor was zijn boete zuiver.[2]
     Rutte wil zich graag spiegelen aan zijn voorganger. Dan zal hij zeker rekening willen houden met de verkregen rechten van de christelijke minderheid. Wanneer het beleid van het kabinet-Rutte erop is gericht de vrijheid van onderwijs onverzwakt te handhaven, kan dit kabinet bovendien eerder rekenen op politieke gedoogsteun van de ChristenUnie en de SGP, zoals Cort van der Linden als gevolg van zijn wijze onderwijsbeleid kon vertrouwen op politieke steun van de zijde van de rechtse christelijke partijen (RKSP, CHU en ARP).[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron “Cort v.d. Linden goed voorbeeld voor Rutte” (1 november 2010), Reformatorisch Dagblad