• on·ver·kort
stellend
onverbogen onverkort
verbogen onverkorte
partitief onverkorts

onverkort

  1. niet korter gemaakt
    • Het volledige en onverkorte interview wordt volgende week gepubliceerd. 
  2. onverminderd, zonder concessies te doen
    • Ik hou onverkort vast aan mijn doelstelling om het aantal verkeersslachtoffers terug te dringen. [1]
    • Alleen de VVD is onverkort positief. 
  • onverkort vasthouden
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]
  1. Minister Schultz van Haegen in een kamerbrief over de verhoging maximumsnelheid, 11 februari 2011
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be