onverschrokkenheid

  • on·ver·schrok·ken·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onverschrokkenheid onverschrokkenheden
verkleinwoord

de onverschrokkenheidv

  1. de mate waarin iemand niet terugdeinst voor iets moeilijks of gevaarlijks
     Deze tekenen waren: de missie van Lauriston, de overvloed aan proviand in Taroetino, de berichten die van alle kanten binnenkwamen over de laksheid en de wanordelijkheid van het Franse leger, het op sterkte brengen van onze troepen met rekruten, het goede weer en de langdurige rust voor de Russische soldaten, het ongeduld van de troepen dat bij rust gewoonlijk de kop opsteekt om af te maken waarvoor iedereen bijeen is gekomen, de nieuwsgierigheid naar wat er aan de hand was met het Franse leger dat al zolang uit het zicht verdwenen was, de onverschrokkenheid waarmee de Russische voorposten op zoek gingen naar de bij Taroetino gelegerde Fransen, de berichten over de eenvoudige overwinningen van boeren en partizanen op de Fransen, de ijverzucht die hierdoor werd opgewekt, de wraakgevoelens die in de ziel van een ieder aanwezig waren zolang de Fransen in Moskou waren en vooral ook het vage, maar in het bewustzijn van iedere soldaat aanwezige besef dat de krachtsverhoudingen nu veranderd waren en dat het overwicht nu aan onze zijde lag.[2]
     Ang Rita Sherpa, de eerste bergbeklimmer die tien keer de Mount Everest op ging, is op 72-jarige leeftijd overleden. Hij was een van de eerste sherpa's die internationaal bekendheid verwierven vanwege hun buitengewone klimprestaties. Zijn onverschrokkenheid leverde hem in Nepal de bijnaam sneeuwluipaard op, waar hij werd gezien als nationale trots.[3]
  2. iets moedigs, iets dappers
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “'Sneeuwluipaard' Ang Rita, de eerste die tien keer Everest beklom, overleden” (22-09-2020), NOS