Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stout·moe·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoutmoedigheid stoutmoedigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stoutmoedigheidv [1]

  1. moed
     Er werd hem een buitengewone stoutmoedigheid en een weerzinwekkende brutaliteit toegedicht.[2]
     "Laten we naar het Capitool lopen en onze dappere Senatoren en Afgevaardigden aanmoedigen", suggereerde Trump. "Zo kunnen we de zwakke Republikeinen de trots en stoutmoedigheid geven die nodig is om ons land terug te nemen."[3]
  2. brutaliteit
     ' `Mevrouw,' antwoordde Hippolytus, `niemand is op de hoogte van de stoutmoedigheid die u tegenover mij aan de dag heeft gelegd, want ik alleen smaak de weelde van uw ledematen die een en al volmaaktheid zijn, en er is zelfs niets dat daaraan afbreuk doet.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De graaf van Monte-Cristo”   (2007), L.J. Veen  , ISBN 9789020413021
  3.   Weblink bron “Zo kwam het hart van de Amerikaanse democratie even tot stilstand” (Donderdag 7 januari 2021, 05:30), NOS
  4. Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999