• held·haf·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord heldhaftigheid heldhaftigheden
verkleinwoord

de heldhaftigheidv

  1. het heel moedig en dapper zijn
     De mensen van deze partij waren degenen die al vanuit Wilna Polen wilden binnentrekken en die niet gebonden wilden zijn aan van tevoren opgestelde plannen. Behalve dat de vertegenwoordigers van deze partij voorstanders van heldhaftigheid waren, waren zij ook vertegenwoordigers van het nationalisme, wat hen in het dispuut nog eenzijdiger maakte.[2]
     Overigens wordt in het rapport wel de "uitzonderlijke heldhaftigheid" van individuele brandweermannen geprezen. Juist op bestuurlijk niveau werden volgens de onderzoekers fouten gemaakt.[3]
  2. een moedige, dappere daad
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “'Brandweer wachtte te lang met evacuatie brandende Grenfell Tower'” (29-10-2019), NOS