Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: ontsteltenis
  • ont·sten·te·nis
  • In de betekenis van ‘het niet voorhanden zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1783 [1]
  • afgeleid van het verouderde ontstand, het verleden deelwoord van ontstaan, met het achtervoegsel -enis en met ablaut
enkelvoud meervoud
naamwoord ontstentenis
verkleinwoord

deontstentenisv

  1. (formeel) het niet voorhanden zijn, ontbreken, niet aanwezig zijn, verhinderd zijn (meestal door factoren buiten de macht van de betrokkene bijvoorbeeld ziekte, familieomstandigheden)
    • Wegens ontstentenis van de griffier is hij niet in staat te ondertekenen. 
     Normaal gezien is licht als lucht, in die zin dat je vooral bij ontstentenis ervan in de verleiding komt te reflecteren op het belang ervan. Maar hier leek het licht door mensenhanden gemaakt, bij wijze van bekroning van de architectuur, als een laag bladgoud over een sculptuur of als een met zorg aangebrachte vernislaag over de voorstelling die deze van zichzelf had geschilderd. Maar deze vergelijkingen zijn te statisch, want daarbij was het licht voortdurend in beweging, alsof het de schaduwen achternazat.[2]
  2. het falen, mislukken

Bij ontstentenis van...

  • Wegens het ontbreken/afwezig zijn van...
86 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]