ongepolijst

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ongepolijst    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈɔŋɣəpoˌlɛist / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• on·ge·po·lijst

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van  gepolijst bn  met het voorvoegsel on-

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	ongepolijst	ongepolijster	(ongepolijstst) *
verbogen	ongepolijste	ongepolijstere	(ongepolijstste) *
partitief	ongepolijsts	ongepolijsters	-

Bijvoeglijk naamwoord

ongepolijst

1. van stenen of metalen: niet niet door polijsten glad en glimmend gemaakt
2. (figuurlijk) van mensen: ruw en onopgevoed

   ▸ Hij was in bepaalde opzichten een jongere versie van mezelf. Zijn grote mond, iets te harde stem, irritante enthousiasme en overdreven positiviteit waren herkenbaar maar ook zijn ongepolijste bravoure, idealisme en romantische dromen om de wereld te verbeteren.

   ▸ Quagliata is in Almelo de opvolger van Lennart Czyborra, die vorige week voor een recordbedrag werd verkocht aan Atalanta Bergamo. De hoop is dat de Italiaanse speler dezelfde weg bewandelt als zijn talentvolle voorganger. Jong en ongepolijst binnenkomen en voor veel geld verkocht worden.

Synoniemen

• [1] ruw, onbewerkt
• [2] onbeschaafd, onopgevoed, ongelikt

Opmerkingen

• Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest ongepolijst(e)" worden gebruikt.

Gangbaarheid

• Het woord ongepolijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.