• on·der·druk·ken

onderdrúkken

  1. overgankelijk een wens, verlangen, uiting of ontwikkeling eventueel met geweld tegengaan
    • Hij onderdrukte met moeite zijn neiging in lachen uit te barsten. 
  2. overgankelijk tegenhouden, bedwingen

ónderdrukken

  1. overgankelijk iets onder een (vloeistof)oppervlak duwen

deónderdrukkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord onderdruk
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]