• on·der·druk·te
vervoeging van
onderdrukken

onderdrukte

  1. enkelvoud verleden tijd van onderdrukken
    • Ik onderdrukte. 
    • Jij onderdrukte. 
    • Hij, zij, het onderdrukte. 
  2. verbogen vorm van onderdrukt, voltooid deelwoord van onderdrukken
vervoeging van
onderdrukken

onderdrukte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van onderdrukken
    • ... dat ik onderdrukte. 
    • ... dat jij onderdrukte. 
    • ... dat hij, zij, het onderdrukte.