bedwingen
- be·dwin·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bedwingen |
bedwong |
bedwongen |
klasse 3 | volledig |
bedwingen
- overgankelijk onderwerpen of onderdrukken
- Kom, we gaan die berg bedwingen.
- ▸ Maar om daar te kunnen komen moest ik nog één enorm hoge pas bedwingen, de beruchte Forester Pass. Ik had veel enge verhalen gehoord over deze bergpas, die met 4.009 m het hoogste punt van de hele trail is (aangezien Mount Whitney niet officieel bij de trail hoort).[1]
- overgankelijk in bedwang houden, beheersen
- Bedwing jezelf en ga door met waar je mee bezig was.
- ▸ ` Mijn excuses dat ik mijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen,' zei hij, 'maar zou ik u mogen vragen waar u vandaan komt?'[2]
1. onderwerpen of onderdrukken
2. in bedwang houden
- Het woord bedwingen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedwingen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be