Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·kookt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ondoordacht’ voor het eerst aangetroffen in 1854 [1]
  • afgeleid van bekookt met het voorvoegsel on- [2][3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbekookt onbekookter onbekooktst
verbogen onbekookte onbekooktere onbekooktste
partitief onbekookts onbekookters -

Bijvoeglijk naamwoord

onbekookt

  1. (verouderd) (kookkunst) niet gaar, niet lang genoeg in heet water verhit
  2. (figuurlijk) niet zorgvuldig overwogen, onvoldoende doordacht
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen