omzwikken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omzwikken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omzwikken | om te zwikken | ||||||
toekomend | zullen omzwikken om zullen zwikken |
te zullen omzwikken om te zullen zwikken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn omgezwikt | te zijn omgezwikt | ||||||
toekomend | omgezwikt zullen zijn | omgezwikt te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
omzwikkend | omgezwikt | ev. zwik om |
mv. verouderd zwikt om |
zwikke om (bijzin) omzwikke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zwik om | zwikt om | zwikt om | zwikt om | zwikt om | zwikken om | zwikken om | zwikken om | |
verleden (o.v.t.) | zwikte om | zwikte om | zwikte om | zwikte om | zwikte om | zwikten om | zwikten om | zwikten om | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal omzwikken | zult/zal omzwikken | zult/zal omzwikken | zult omzwikken | zal omzwikken | zullen omzwikken | zullen omzwikken | zullen omzwikken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omzwikken | zou omzwikken | zou(dt) omzwikken | zoudt omzwikken | zou omzwikken | zouden omzwikken | zouden omzwikken | zouden omzwikken | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | omzwik | omzwikt | omzwikt | omzwikt | omzwikt | omzwikken | omzwikken | omzwikken | |
verleden (o.v.t.) | omzwikte | omzwikte | omzwikte | omzwikte | omzwikte | omzwikten | omzwikten | omzwikten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal omzwikken om zal zwikken |
zult/zal omzwikken om zult/zal zwikken |
zult/zal omzwikken om zult/zal zwikken |
zult omzwikken om zult zwikken |
zal omzwikken om zal zwikken |
zullen omzwikken om zullen zwikken |
zullen omzwikken om zullen zwikken |
zullen omzwikken om zullen zwikken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omzwikken om zou zwikken |
zou omzwikken om zou zwikken |
zou(dt) omzwikken om zou(dt) zwikken |
zoudt omzwikken om zoudt zwikken |
zou omzwikken om zou zwikken |
zouden omzwikken om zouden zwikken |
zouden omzwikken om zouden zwikken |
zouden omzwikken om zouden zwikken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgezwikt | bent omgezwikt | bent/is omgezwikt | zijt omgezwikt | is omgezwikt | zijn omgezwikt | zijn omgezwikt | zijn omgezwikt | |
verleden (v.v.t.) | was omgezwikt | was omgezwikt | was omgezwikt | waart omgezwikt | was omgezwikt | waren omgezwikt | waren omgezwikt | waren omgezwikt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgezwikt zijn | zal/zult omgezwikt zijn | zult/zal omgezwikt zijn | zult omgezwikt zijn | zal omgezwikt zijn | zullen omgezwikt zijn | zullen omgezwikt zijn | zullen omgezwikt zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgezwikt zijn | zou omgezwikt zijn | zou/zoudt omgezwikt zijn | zoudt omgezwikt zijn | zou omgezwikt zijn | zouden omgezwikt zijn | zouden omgezwikt zijn | zouden omgezwikt zijn |