omranding
- om·ran·ding
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omranding | omrandingen |
verkleinwoord |
de omranding v
- datgene wat de rand van iets vormt
- Het bos kan zo licht zijn en zacht. Een open schoot. Het gras is een heerlijke vacht. Als een hoogpolig tapijt draagt het de boomwortels. De vederlichte omranding van bomen maakt het bos haast onzichtbaar. De bomen dringen zich er niet op, de bomen omarmen. [2]
- „Er zijn onwaarschijnlijk veel details te zien als je de gouache van dichtbij bekijkt. De omranding van de kleden is uitgewerkt met de dunste penselen. De voetjes zijn heel mooi gedetailleerd. De haartjes op de bulten zijn zo minuscuul getekend dat het aandoenlijk is. Dat laatste geldt ook voor de koppen en de staarten. [3]
- iets met een rand omgeven
- grens, rand, lijst, omlijsting
1. de rand van iets
- Het woord omranding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omranding" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Ilona Verhoeven 28 september 2015 Het aaibare landschap
- ↑ NRC 4 april 2013 Ik zie ze rondjes draaien Marijke van Warmerdam
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be