omlaagbrengen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omlaagbrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omlaagbrengen | omlaag te brengen | ||||||||
toekomend | zullen omlaagbrengen omlaag zullen brengen |
te zullen omlaagbrengen omlaag te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omlaaggebracht | te hebben omlaaggebracht | ||||||||
toekomend | omlaaggebracht zullen hebben | omlaaggebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omlaagbrengend | omlaaggebracht | ev. breng omlaag |
mv. verouderd brengt omlaag |
brenge omlaag (bijzin) omlaagbrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng omlaag | brengt omlaag | brengt omlaag | brengt omlaag | brengt omlaag | brengen omlaag | brengen omlaag | brengen omlaag | |||
verleden (o.v.t.) | bracht omlaag | bracht omlaag | bracht omlaag | bracht omlaag | bracht omlaag | brachten omlaag | brachten omlaag | brachten omlaag | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omlaagbrengen | zult/zal omlaagbrengen | zult/zal omlaagbrengen | zult omlaagbrengen | zal omlaagbrengen | zullen omlaagbrengen | zullen omlaagbrengen | zullen omlaagbrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omlaagbrengen | zou omlaagbrengen | zou(dt) omlaagbrengen | zoudt omlaagbrengen | zou omlaagbrengen | zouden omlaagbrengen | zouden omlaagbrengen | zouden omlaagbrengen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omlaagbreng | omlaagbrengt | omlaagbrengt | omlaagbrengt | omlaagbrengt | omlaagbrengen | omlaagbrengen | omlaagbrengen | |||
verleden (o.v.t.) | omlaagbracht | omlaagbracht | omlaagbracht | omlaagbracht | omlaagbracht | omlaagbrachten | omlaagbrachten | omlaagbrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omlaagbrengen omlaag zal brengen |
zult/zal omlaagbrengen omlaag zult/zal brengen |
zult/zal omlaagbrengen omlaag zult/zal brengen |
zult omlaagbrengen omlaag zult brengen |
zal omlaagbrengen omlaag zal brengen |
zullen omlaagbrengen omlaag zullen brengen |
zullen omlaagbrengen omlaag zullen brengen |
zullen omlaagbrengen omlaag zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omlaagbrengen omlaag zou brengen |
zou omlaagbrengen omlaag zou brengen |
zou(dt) omlaagbrengen omlaag zou(dt) brengen |
zoudt omlaagbrengen omlaag zoudt brengen |
zou omlaagbrengen omlaag zou brengen |
zouden omlaagbrengen omlaag zouden brengen |
zouden omlaagbrengen omlaag zouden brengen |
zouden omlaagbrengen omlaag zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omlaaggebracht | hebt omlaaggebracht | hebt/heeft omlaaggebracht | hebt omlaaggebracht | heeft omlaaggebracht | hebben omlaaggebracht | hebben omlaaggebracht | hebben omlaaggebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had omlaaggebracht | had omlaaggebracht | had omlaaggebracht | hadt omlaaggebracht | had omlaaggebracht | hadden omlaaggebracht | hadden omlaaggebracht | hadden omlaaggebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omlaaggebracht hebben | zal/zult omlaaggebracht hebben | zult/zal omlaaggebracht hebben | zult omlaaggebracht hebben | zal omlaaggebracht hebben | zullen omlaaggebracht hebben | zullen omlaaggebracht hebben | zullen omlaaggebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omlaaggebracht hebben | zou omlaaggebracht hebben | zou/zoudt omlaaggebracht hebben | zoudt omlaaggebracht hebben | zou omlaaggebracht hebben | zouden omlaaggebracht hebben | zouden omlaaggebracht hebben | zouden omlaaggebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omlaaggebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omlaaggebracht | er is omlaaggebracht | |||||||||
verleden | er werd omlaaggebracht | er was omlaaggebracht | |||||||||
toekomend | er zal omlaaggebracht worden | er zal omlaaggebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omlaaggebracht worden | er zou omlaaggebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm omlaaggebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omlaaggebracht worden | omlaaggebracht te worden | ||||||||
toekomend | omlaaggebracht zullen worden | omlaaggebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omlaaggebracht zijn | omlaaggebracht te zijn | ||||||||
toekomend | omlaaggebracht zullen zijn | omlaaggebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omlaaggebracht | wordt omlaaggebracht | wordt omlaaggebracht | wordt omlaaggebracht | wordt omlaaggebracht | worden omlaaggebracht | worden omlaaggebracht | worden omlaaggebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd omlaaggebracht | werd omlaaggebracht | werd omlaaggebracht | werdt omlaaggebracht | werd omlaaggebracht | werden omlaaggebracht | werden omlaaggebracht | werden omlaaggebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omlaaggebracht worden | zult omlaaggebracht worden | zult omlaaggebracht worden | zult omlaaggebracht worden | zal omlaaggebracht worden | zullen omlaaggebracht worden | zullen omlaaggebracht worden | zullen omlaaggebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omlaaggebracht worden | zou omlaaggebracht worden | zou/zoudt omlaaggebracht worden | zoudt omlaaggebracht worden | zou omlaaggebracht worden | zouden omlaaggebracht worden | zouden omlaaggebracht worden | zouden omlaaggebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omlaaggebracht | bent omlaaggebracht | bent/is omlaaggebracht | zijt omlaaggebracht | is omlaaggebracht | zijn omlaaggebracht | zijn omlaaggebracht | zijn omlaaggebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was omlaaggebracht | was omlaaggebracht | was omlaaggebracht | waart omlaaggebracht | was omlaaggebracht | waren omlaaggebracht | waren omlaaggebracht | waren omlaaggebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omlaaggebracht zijn | zult omlaaggebracht zijn | zult omlaaggebracht zijn | zult omlaaggebracht zijn | zal omlaaggebracht zijn | zullen omlaaggebracht zijn | zullen omlaaggebracht zijn | zullen omlaaggebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omlaaggebracht zijn | zou omlaaggebracht zijn | zou/zoudt omlaaggebracht zijn | zoudt omlaaggebracht zijn | zou omlaaggebracht zijn | zouden omlaaggebracht zijn | zouden omlaaggebracht zijn | zouden omlaaggebracht zijn |