oeken/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van oeken
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		oeken			te oeken
	toekomend		zullen oeken			te zullen oeken
voltooid	tegenwoordig		hebben geoekt			te hebben geoekt
	toekomend		geoekt zullen hebben			geoekt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	oekend		geoekt			ev. oek	mv. verouderd oekt	oeke
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	oek	oekt	oekt	oekt	oekt	oeken	oeken	oeken
verleden (o.v.t.)	oekte	oekte	oekte	oekte	oekte	oekten	oekten	oekten
toekomend (o.t.t.t.)	zal oeken	zult/zal oeken	zult/zal oeken	zult oeken	zal oeken	zullen oeken	zullen oeken	zullen oeken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou oeken	zou oeken	zou(dt) oeken	zoudt oeken	zou oeken	zouden oeken	zouden oeken	zouden oeken
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geoekt	hebt geoekt	hebt/heeft geoekt	hebt geoekt	heeft geoekt	hebben geoekt	hebben geoekt	hebben geoekt
verleden (v.v.t.)	had geoekt	had geoekt	had geoekt	hadt geoekt	had geoekt	hadden geoekt	hadden geoekt	hadden geoekt
toekomend (v.t.t.t.)	zal geoekt hebben	zal/zult geoekt hebben	zult/zal geoekt hebben	zult geoekt hebben	zal geoekt hebben	zullen geoekt hebben	zullen geoekt hebben	zullen geoekt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geoekt hebben	zou geoekt hebben	zou/zoudt geoekt hebben	zoudt geoekt hebben	zou geoekt hebben	zouden geoekt hebben	zouden geoekt hebben	zouden geoekt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geoekt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geoekt				er is geoekt
verleden	er werd geoekt				er was geoekt
toekomend	er zal geoekt worden				er zal geoekt zijn
voorwaardelijk	er zou geoekt worden				er zou geoekt zijn