• ob·louk
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *oblǫkъ
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord luk met het voorvoegsel ob-

oblouk monbezield

  1. (wiskunde) boog, cirkelboog
  2. (bouwkunde) boog; een deel van een bouwwerk waar iets of iemand onderdoor kan gaan