• oa·se
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vruchtbare plaats in woestijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord oase oasen
oases
verkleinwoord oasetje oasetjes

de oasev

  1. plek in een woestijn waar water voorhanden is, en vegetatie groeit
  2. (figuurlijk) plaats waar men soelaas vindt
    • Een oase van rust in de drukke stad. 
     Kennedy Meadows is een soort oase die je als een draaikolk kan opslokken en waar je veel te lang in kunt blijven hangen.[2]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]