nieten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van nieten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nieten | te nieten | ||||||||
toekomend | zullen nieten | te zullen nieten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geniet | te hebben geniet | ||||||||
toekomend | geniet zullen hebben | geniet te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nietend | geniet | ev. niet |
mv. verouderd niet |
niete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | niet | niet | niet | niet | niet | nieten | nieten | nieten | |||
verleden (o.v.t.) | niette | niette | niette | niette | niette | nietten | nietten | nietten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nieten | zult/zal nieten | zult/zal nieten | zult nieten | zal nieten | zullen nieten | zullen nieten | zullen nieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nieten | zou nieten | zou(dt) nieten | zoudt nieten | zou nieten | zouden nieten | zouden nieten | zouden nieten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geniet | hebt geniet | hebt/heeft geniet | hebt geniet | heeft geniet | hebben geniet | hebben geniet | hebben geniet | |||
verleden (v.v.t.) | had geniet | had geniet | had geniet | hadt geniet | had geniet | hadden geniet | hadden geniet | hadden geniet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geniet hebben | zal/zult geniet hebben | zult/zal geniet hebben | zult geniet hebben | zal geniet hebben | zullen geniet hebben | zullen geniet hebben | zullen geniet hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geniet hebben | zou geniet hebben | zou/zoudt geniet hebben | zoudt geniet hebben | zou geniet hebben | zouden geniet hebben | zouden geniet hebben | zouden geniet hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geniet worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geniet | er is geniet | |||||||||
verleden | er werd geniet | er was geniet | |||||||||
toekomend | er zal geniet worden | er zal geniet zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geniet worden | er zou geniet zijn | |||||||||
lijdende vorm geniet worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geniet worden | geniet te worden | ||||||||
toekomend | geniet zullen worden | geniet te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geniet zijn | geniet te zijn | ||||||||
toekomend | geniet zullen zijn | geniet te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geniet | wordt geniet | wordt geniet | wordt geniet | wordt geniet | worden geniet | worden geniet | worden geniet | |||
verleden (o.v.t.) | werd geniet | werd geniet | werd geniet | werdt geniet | werd geniet | werden geniet | werden geniet | werden geniet | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geniet worden | zult geniet worden | zult geniet worden | zult geniet worden | zal geniet worden | zullen geniet worden | zullen geniet worden | zullen geniet worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geniet worden | zou geniet worden | zou/zoudt geniet worden | zoudt geniet worden | zou geniet worden | zouden geniet worden | zouden geniet worden | zouden geniet worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geniet | bent geniet | bent/is geniet | zijt geniet | is geniet | zijn geniet | zijn geniet | zijn geniet | |||
verleden (v.v.t.) | was geniet | was geniet | was geniet | waart geniet | was geniet | waren geniet | waren geniet | waren geniet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geniet zijn | zult geniet zijn | zult geniet zijn | zult geniet zijn | zal geniet zijn | zullen geniet zijn | zullen geniet zijn | zullen geniet zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geniet zijn | zou geniet zijn | zou/zoudt geniet zijn | zoudt geniet zijn | zou geniet zijn | zouden geniet zijn | zouden geniet zijn | zouden geniet zijn |