nedocházet
- IPA: /nɛdɔxaːzɛt/
- ne·do·chá·zet
nedocházet imperfectief
- niet aankomen; een bestemming niet bereiken
- niet opraken; het ondanks gebruik niet uitgeput raken van voorraden
- niet gebeuren, niet plaatsvinden, niet plaatshebben
- zich niet realiseren; niet bewust worden van een bepaald feit
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
eerste persoon | nedocházím | nedocházíme | |
tweede persoon | informeel | nedocházíš | nedocházíte |
formeel | nedocházíte | ||
derde persoon | nedochází | nedochází / nedocházejí |