nadoen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van nadoen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nadoen | na te doen | ||||||||
toekomend | zullen nadoen na zullen doen |
te zullen nadoen na te zullen doen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagedaan | te hebben nagedaan | ||||||||
toekomend | nagedaan zullen hebben | nagedaan te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nadoend | nagedaan | ev. doe na |
mv. verouderd doet na |
doe na (bijzin) nadoe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doe na | doet na | doet na | doet na | doet na | doen na | doen na | doen na | |||
verleden (o.v.t.) | deed na | deed na | deed na | deedt na | deed na | deden na | deden na | deden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nadoen | zult/zal nadoen | zult/zal nadoen | zult nadoen | zal nadoen | zullen nadoen | zullen nadoen | zullen nadoen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nadoen | zou nadoen | zou(dt) nadoen | zoudt nadoen | zou nadoen | zouden nadoen | zouden nadoen | zouden nadoen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | nadoe | nadoet | nadoet | nadoet | nadoet | nadoen | nadoen | nadoen | |||
verleden (o.v.t.) | nadeed | nadeed | nadeed | nadeedt | nadeed | nadeden | nadeden | nadeden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nadoen na zal doen |
zult/zal nadoen na zult/zal doen |
zult/zal nadoen na zult/zal doen |
zult nadoen na zult doen |
zal nadoen na zal doen |
zullen nadoen na zullen doen |
zullen nadoen na zullen doen |
zullen nadoen na zullen doen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nadoen na zou doen |
zou nadoen na zou doen |
zou(dt) nadoen na zou(dt) doen |
zoudt nadoen na zoudt doen |
zou nadoen na zou doen |
zouden nadoen na zouden doen |
zouden nadoen na zouden doen |
zouden nadoen na zouden doen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagedaan | hebt nagedaan | hebt/heeft nagedaan | hebt nagedaan | heeft nagedaan | hebben nagedaan | hebben nagedaan | hebben nagedaan | |||
verleden (v.v.t.) | had nagedaan | had nagedaan | had nagedaan | hadt nagedaan | had nagedaan | hadden nagedaan | hadden nagedaan | hadden nagedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagedaan hebben | zal/zult nagedaan hebben | zult/zal nagedaan hebben | zult nagedaan hebben | zal nagedaan hebben | zullen nagedaan hebben | zullen nagedaan hebben | zullen nagedaan hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagedaan hebben | zou nagedaan hebben | zou/zoudt nagedaan hebben | zoudt nagedaan hebben | zou nagedaan hebben | zouden nagedaan hebben | zouden nagedaan hebben | zouden nagedaan hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagedaan worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagedaan | er is nagedaan | |||||||||
verleden | er werd nagedaan | er was nagedaan | |||||||||
toekomend | er zal nagedaan worden | er zal nagedaan zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagedaan worden | er zou nagedaan zijn | |||||||||
lijdende vorm nagedaan worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagedaan worden | nagedaan te worden | ||||||||
toekomend | nagedaan zullen worden | nagedaan te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagedaan zijn | nagedaan te zijn | ||||||||
toekomend | nagedaan zullen zijn | nagedaan te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagedaan | wordt nagedaan | wordt nagedaan | wordt nagedaan | wordt nagedaan | worden nagedaan | worden nagedaan | worden nagedaan | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagedaan | werd nagedaan | werd nagedaan | werdt nagedaan | werd nagedaan | werden nagedaan | werden nagedaan | werden nagedaan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagedaan worden | zult nagedaan worden | zult nagedaan worden | zult nagedaan worden | zal nagedaan worden | zullen nagedaan worden | zullen nagedaan worden | zullen nagedaan worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagedaan worden | zou nagedaan worden | zou/zoudt nagedaan worden | zoudt nagedaan worden | zou nagedaan worden | zouden nagedaan worden | zouden nagedaan worden | zouden nagedaan worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagedaan | bent nagedaan | bent/is nagedaan | zijt nagedaan | is nagedaan | zijn nagedaan | zijn nagedaan | zijn nagedaan | |||
verleden (v.v.t.) | was nagedaan | was nagedaan | was nagedaan | waart nagedaan | was nagedaan | waren nagedaan | waren nagedaan | waren nagedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagedaan zijn | zult nagedaan zijn | zult nagedaan zijn | zult nagedaan zijn | zal nagedaan zijn | zullen nagedaan zijn | zullen nagedaan zijn | zullen nagedaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagedaan zijn | zou nagedaan zijn | zou/zoudt nagedaan zijn | zoudt nagedaan zijn | zou nagedaan zijn | zouden nagedaan zijn | zouden nagedaan zijn | zouden nagedaan zijn |