• mu·lo
enkelvoud meervoud
naamwoord mulo -
verkleinwoord - -

het muloo

  1. (onderwijs) (Suriname) vierjarige vorm van voortgezet onderwijs die voorbereid op havo, vwo, kweekschool of administratieve beroepsopleiding
    • Nogal wat jeugd op de AMS, de Surinaamse Kweekschool en het mulo was lid van Kwiekwie, zwom er, speelde tafeltennis, sjoelbak en/of waterpolo. [2]
  2. (onderwijs) (geschiedenis) (Nederland) vierjarige vorm van voortgezet onderwijs, ingevoerd in 1857 en na 1968 overgegaan in mavo
    • De Middelnederlandse letterkunde werd op diverse schooltypen gedoceerd en er zijn aanwijzingen dat dat in verscheidene opzichten tot een verschil in lespraktijk heeft geleid. Maar vaak is niet duidelijk of een bepaalde bron nu het onderwijs op gymnasium, drie- dan wel vijfjarige hbs of eventueel nog andere schooltypen zoals de mms of het mulo op het oog heeft. [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord mulo mulo's
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als de-woord.

de mulov / m

  1. (onderwijs) onderwijsinstelling die uitgebreid lager onderwijs verzorgt
    • Op de lagere school was men ervan overtuigd dat er van deze jongen 'geen kloot' terecht zou komen. En ook op de mulo, die hij niet afmaakte, werd hij weer tot de 'hopeloze gevallen' gerekend. [4]
  2. (onderwijs) gebouw waarin uitgebreid lager onderwijs wordt gegeven
    • De mulo moet op deze foto nog gebouwd worden. [5]
  • In Nederland werd de wettelijke benaming in 1920 gewijzigd in "ulo", maar in de praktijk bleef men vaak de oude naam gebruiken.
  • In het spraakgebruik wordt ook voor de naam van de onderwijsvorm wel het de-woord gebruikt, hoewel dit strikt genomen niet juist is, omdat het hoofdwoord "onderwijs" onzijdig is.
79 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
mulo mulos

mulo m

  1. (dierkunde) muildier, muilezel