Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·nof·ton·ge·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord monoftongering monoftongeringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de monoftongeringv

  1. (taalkunde) het verschijnsel dat een diftong of triftong overgaat in een monoftong
    • De monoftongering van /ɑu/ is niet pan-Brabants. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie