monoftongering
- mo·nof·ton·ge·ring
- Naamwoord van handeling van monoftongeren met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monoftongering | monoftongeringen |
verkleinwoord | - | - |
de monoftongering v
- (taalkunde) het verschijnsel dat een diftong of triftong overgaat in een monoftong
- De monoftongering van /ɑu/ is niet pan-Brabants.
1. het verschijnsel dat een diftong overgaat in een monoftong.
- Het woord 'monoftongering' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.