mondmasker
- Geluid: mondmasker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɔntmɑskər / (3 lettergrepen); /'mɔnt.mɑskər/
- mond·mas·ker
- samenstelling van mond zn en masker zn , voor het eerst aangetroffen in 1905, zie vindplaats hieronder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mondmasker | mondmaskers |
verkleinwoord | mondmaskertje | mondmaskertjes |
het mondmasker o
- kapje dat voor de mond wordt geplaatst teneinde inademing van stof, gevaarlijke stoffen of ziekteverwekkers te voorkomen
- ▸ Nog geen jaar geleden associeerde je mondmasker en mondkapje met de uitoefening van bepaalde beroepen. Autospuiters en mensen die met gevaarlijke stoffen werken, droegen mond- of zelfs complete gezichtsmaskers. Ook in de medische wereld werden mondmaskers gebruikt, maar die heetten vaak (medische of chirurgische) mondkapjes.[1]
- (industrie) masker dat voor de mond wordt geplaatst teneinde inademing van zuurstof of met zuurstof verrijkte lucht te vergemakkelijken
- ▸ deze zak is door eene buis verbonden met een mondmasker, waardoor de persoon de zuurstof, resp. de met zuurstof verrijkte lucht kan inademen.[2]
- [1] mondkap, mondkapje
- [2] zuurstofmasker
- Het woord mondmasker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Ton den Boon“De vakterm mondmasker legt het af tegen de zorgterm” (30 september 2020) op Trouw.nl
- ↑ Weblink bron W.C.P. AsselbergsBehandeling van patiënten aan gasvergiftiging in: Het Gas, Orgaan van de Vereeniging van Gasfabrikanten in Nederland., 25e Jaargang, no. 9 (september 1905), p. 451 op Delpher.nl