mocro
- mo·cro
- ontleend aan de Amsterdamse Surinaamse straattaal, een verbastering van Marokko of Frans Maroc, kennelijk geassocieerd met het Surinaamse woord mokro “moker” [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mocro | mocro's |
verkleinwoord | - | - |
de mocro m
- (straattaal) (pejoratief) iemand van Marokkaans afkomst
(informeel) ± Marokkaan, iemand van Noordafrikaanse afkomst
stellend | |
---|---|
onverbogen | mocro |
verbogen | - |
mocro
- (straattaal) (pejoratief) van Marokkaanse afkomst
- De mocro maffia is een benaming voor misdaadbendes van Marokkaanse Nederlanders.
- Het woord mocro staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Alida NesloAlle wegen leiden naar Alakondre. Het grenzenloze Sranan in Suriname in: Onze Taal , jrg. 79 (2010), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 53
- ↑ Weblink bron “Ajouad El Miloudi wilde vijf keer stoppen met eigen programma” (29 augustus 2016) op nu.nl
- ↑ Weblink bron Khalid Boudou“Pizzamaffia slaat door” (2019), Overamstel Uitgevers, Amsterdam, ISBN 9789048848454