beur
- beur
vervoeging van |
---|
beuren |
beur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
- Ik beur.
- gebiedende wijs van beuren
- Beur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
- Beur je?
beur m
- (spreektaal) Arabier, Fransman van Noord-Afrikaanse oorsprong [1]
- mannelijke vorm van beurette