Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: mocímočí


  • mo·ci
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *moťi

moci imperfectief  

  1. kunnen; de mogelijkheid hebben
    «Můžu se stát bohatým.»
    Ik kan rijk worden.
  2. kunnen; het vermogen hebben
  3. kunnen, mogen; toestemming hebben
    «Mohli bychom si od vás, prosím, zatelefonovat?»
    Zouden wij van u alstublieft mogen telefoneren?
  4. verantwoordelijk dragen
    «Z toho vyplývá, že si za to můžeš sám.»
    Daar uit blijkt, dat je er zelf verantwoordelijk voor draagt.
  1. být s to, být schopen, dokázat perfectief, dovést, umět imperfectief, zvládnout
  2. smět imperfectief
  3. zodpovídat

moci

  1. genitief enkelvoud van moc
  2. datief enkelvoud van moc
  3. vocatief enkelvoud van moc
  4. locatief enkelvoud van moc
  5. nominatief meervoud van moc
  6. accusatief meervoud van moc
  7. vocatief meervoud van moc