Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord misdrijf misdrijven
verkleinwoord misdrijfje misdrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het misdrijfo

  1. een misdaad of delict
    • Het misdrijf werd door de rechter zwaar bestraft. 
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
misdrijven

misdrijf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misdrijven
    • Ik misdrijf. 
  2. gebiedende wijs van misdrijven
    • Misdrijf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misdrijven
    • Misdrijf je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen