delict
- de·lict
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘strafbaar feit’ voor het eerst aangetroffen in 1503 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | delict | delicten |
verkleinwoord | delictje | delictjes |
het delict o
- (juridisch) een gedraging die bij de wet verboden is zowel de ernstige misdaden als de minder ernstige overtredingen
- Op delicten rust straf.
- Het woord delict staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "delict" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "delict" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ delict op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be