• mij·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mijnen
mijnde
gemijnd
zwak -d volledig A+B

[A] mijnen

  1. overgankelijk (van delfstoffen) winnen door ondergronds uitgraving
     Staten en private partijen staan te trappelen om deze rijkdommen te mijnen.[4]
  2. overgankelijk (militair) (van gebouwde versterkingen) verzwakken door er gangen onder te graven en die in te laten storten of met explosieven te laten ontploffen

[B] mijnen

  1. overgankelijk (verouderd) in eigendom krijgen
     Laet de leughen, die soo oud is
    Datse kindsch geworden schijnt
    En all groeyende verdwijnt,
    Groeyende voor haer verdwijnen
    Die ghij eens hebt willen mijnen
    Tot den huys-dienst, en niet meer,
    Van dijn' erffenissen, Heer.
    [5]
  2. overgankelijk (pregnant) op een veiling verwerven
     De vaste onroerendgoed- veiling is een typisch Amsterdams verschijnsel met een lange historie. Nog steeds wordt er „gemijnd” op maandagavond.[6]

de [A] mijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mijn
     Precies vijftig jaar geleden werd de sluiting van de mijnen in Limburg aangekondigd.[7]
     Nederland en Denemarken hadden vlak na de Tweede Wereldoorlog een vergelijkbaar probleem: mijnenvelden. In Nederland hadden de Duitsers langs de kusten, maar ook in Brabant en de Betuwe, ruim 1,8 miljoen mijnen verstopt.[8]

de [B] mijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mijne
     Mijn geschiedenis toont u immers de tragiek rondom de identiteit van mij en de mijnen in vol ornaat![9]

mijnen

  1. (verouderd) datief en accusatief m van  mijn vn 
     Eind 1877 schreef de Hilversumse arts J.F. van Hengel aan Harting dat hij aanvullend materiaal kon leveren: drie schedels, door hemzelf uit Urk meegenomen. Ook wilde hij wel vertellen hoe hij ze had bemachtigd. “Ik heb,”, schreef hij, “drie koppen van Hilversum in mijnen koffer naar Urk medegenomen. (…)”[10]
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[11]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. mijnen op website: Etymologiebank.nl
  4.   Weblink bron
    Florentine Vos
    “Goudkoorts en geen regels: de ruimte als het Wilde Westen” (2 maart 2021) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron Daghwerck. Huys-raed in:
    Constantijn Huygens (ed. J.A. Worp)
    Gedichten. Deel 3: 1636-1644. (1893), J.B. Wolters, Groningen, p. 54/55 r. 190-196
  6.   Weblink bron
    Gerda Telgenhof
    “'Mijnen' op maandagavond; Hogere opbrengst en lagere kosten op Amsterdamse huizenveiling” (3 oktober 1998) op nrc.nl  
  7.   Weblink bron
    Paul van der Steen
    “Wat blijft van de mijnen” (17 december 2015) op nrc.nl  
  8.   Weblink bron
    Coen van Zwol
    “‘Lastig om jezelf als dader te zien’” (30 maart 2016) op nrc.nl  
  9.   Weblink bron
    Reggie Baay
    Ik ben Aku Adalah in: Indische Letteren., jrg. 26 nr. 2 (juni 2011), Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn, p. 80 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  10.   Weblink bron
    Bert Theunissen
    “Ik heb de schedels in mijne koffer geborgen” (1 mei 1995) op nrc.nl  
  11.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be