middengedeelte
- mid·den·ge·deel·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | middengedeelte | middengedeeltes middengedeelten |
verkleinwoord |
het middengedeelte o
- deel dat zit tussen het begin en het eind
- ▸ ...Owen speelt met de kracht waarmee Eva Knardahl in zijn herinnering de toetsen aansloeg als zij het stuk speelde, hij beukt in de a-sectie op de toetsen om te zien hoeveel ze kunnen hebben en pas als hij bij het middengedeelte komt, waarin de d-mineur opeens overgaat in een verrassende milde d-dur, het zachtmoedige oog van de storm, dat hij zich niet meer precies herinnert en waar hij zich dus doorheen moet bluffen, de muziek op weg naar het stuk dat hij zich wel weer herinnert moet versimpelen en verdichten ....[2]
- ▸ Een vrachtschip doorboorde de spoorbrug. Niet alleen het middengedeelte van de brug raakte beschadigd, maar ook de fundering is vernield.[3]
- deel dat in het centrum zin; deel dat niet aan de rand gelegen is
- [1] middendeel
- [2] centrum
2. deel dat in het centrum zin; deel dat niet aan de rand gelegen is
- Het woord middengedeelte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Spoorbrug kapot: vijf jaar geen trein van Groningen naar Bremen” (04-12-2015), NOS