medeondertekenen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van medeondertekenen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | medeondertekenen | mede te ondertekenen | ||||||||
toekomend | zullen medeondertekenen mede zullen ondertekenen |
te zullen medeondertekenen mede te zullen ondertekenen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben medeondertekend | te hebben medeondertekend | ||||||||
toekomend | medeondertekend zullen hebben | medeondertekend te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
medeondertekenend | medeondertekend | ev. onderteken mede |
mv. verouderd ondertekent mede |
ondertekene mede (bijzin) medeondertekene | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderteken mede | ondertekent mede | ondertekent mede | ondertekent mede | ondertekent mede | ondertekenen mede | ondertekenen mede | ondertekenen mede | |||
verleden (o.v.t.) | ondertekende mede | ondertekende mede | ondertekende mede | ondertekende mede | ondertekende mede | ondertekenden mede | ondertekenden mede | ondertekenden mede | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal medeondertekenen | zult/zal medeondertekenen | zult/zal medeondertekenen | zult medeondertekenen | zal medeondertekenen | zullen medeondertekenen | zullen medeondertekenen | zullen medeondertekenen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou medeondertekenen | zou medeondertekenen | zou(dt) medeondertekenen | zoudt medeondertekenen | zou medeondertekenen | zouden medeondertekenen | zouden medeondertekenen | zouden medeondertekenen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | medeonderteken | medeondertekent | medeondertekent | medeondertekent | medeondertekent | medeondertekenen | medeondertekenen | medeondertekenen | |||
verleden (o.v.t.) | medeondertekende | medeondertekende | medeondertekende | medeondertekende | medeondertekende | medeondertekenden | medeondertekenden | medeondertekenden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal medeondertekenen mede zal ondertekenen |
zult/zal medeondertekenen mede zult/zal ondertekenen |
zult/zal medeondertekenen mede zult/zal ondertekenen |
zult medeondertekenen mede zult ondertekenen |
zal medeondertekenen mede zal ondertekenen |
zullen medeondertekenen mede zullen ondertekenen |
zullen medeondertekenen mede zullen ondertekenen |
zullen medeondertekenen mede zullen ondertekenen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou medeondertekenen mede zou ondertekenen |
zou medeondertekenen mede zou ondertekenen |
zou(dt) medeondertekenen mede zou(dt) ondertekenen |
zoudt medeondertekenen mede zoudt ondertekenen |
zou medeondertekenen mede zou ondertekenen |
zouden medeondertekenen mede zouden ondertekenen |
zouden medeondertekenen mede zouden ondertekenen |
zouden medeondertekenen mede zouden ondertekenen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb medeondertekend | hebt medeondertekend | hebt/heeft medeondertekend | hebt medeondertekend | heeft medeondertekend | hebben medeondertekend | hebben medeondertekend | hebben medeondertekend | |||
verleden (v.v.t.) | had medeondertekend | had medeondertekend | had medeondertekend | hadt medeondertekend | had medeondertekend | hadden medeondertekend | hadden medeondertekend | hadden medeondertekend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal medeondertekend hebben | zal/zult medeondertekend hebben | zult/zal medeondertekend hebben | zult medeondertekend hebben | zal medeondertekend hebben | zullen medeondertekend hebben | zullen medeondertekend hebben | zullen medeondertekend hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou medeondertekend hebben | zou medeondertekend hebben | zou/zoudt medeondertekend hebben | zoudt medeondertekend hebben | zou medeondertekend hebben | zouden medeondertekend hebben | zouden medeondertekend hebben | zouden medeondertekend hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm medeondertekend worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt medeondertekend | er is medeondertekend | |||||||||
verleden | er werd medeondertekend | er was medeondertekend | |||||||||
toekomend | er zal medeondertekend worden | er zal medeondertekend zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou medeondertekend worden | er zou medeondertekend zijn | |||||||||
lijdende vorm medeondertekend worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | medeondertekend worden | medeondertekend te worden | ||||||||
toekomend | medeondertekend zullen worden | medeondertekend te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | medeondertekend zijn | medeondertekend te zijn | ||||||||
toekomend | medeondertekend zullen zijn | medeondertekend te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word medeondertekend | wordt medeondertekend | wordt medeondertekend | wordt medeondertekend | wordt medeondertekend | worden medeondertekend | worden medeondertekend | worden medeondertekend | |||
verleden (o.v.t.) | werd medeondertekend | werd medeondertekend | werd medeondertekend | werdt medeondertekend | werd medeondertekend | werden medeondertekend | werden medeondertekend | werden medeondertekend | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal medeondertekend worden | zult medeondertekend worden | zult medeondertekend worden | zult medeondertekend worden | zal medeondertekend worden | zullen medeondertekend worden | zullen medeondertekend worden | zullen medeondertekend worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou medeondertekend worden | zou medeondertekend worden | zou/zoudt medeondertekend worden | zoudt medeondertekend worden | zou medeondertekend worden | zouden medeondertekend worden | zouden medeondertekend worden | zouden medeondertekend worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben medeondertekend | bent medeondertekend | bent/is medeondertekend | zijt medeondertekend | is medeondertekend | zijn medeondertekend | zijn medeondertekend | zijn medeondertekend | |||
verleden (v.v.t.) | was medeondertekend | was medeondertekend | was medeondertekend | waart medeondertekend | was medeondertekend | waren medeondertekend | waren medeondertekend | waren medeondertekend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal medeondertekend zijn | zult medeondertekend zijn | zult medeondertekend zijn | zult medeondertekend zijn | zal medeondertekend zijn | zullen medeondertekend zijn | zullen medeondertekend zijn | zullen medeondertekend zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou medeondertekend zijn | zou medeondertekend zijn | zou/zoudt medeondertekend zijn | zoudt medeondertekend zijn | zou medeondertekend zijn | zouden medeondertekend zijn | zouden medeondertekend zijn | zouden medeondertekend zijn |