machtswellusteling

  • machts·wel·lus·te·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord machtswellusteling machtswellustelingen
verkleinwoord

de machtswellustelingm

  1. (politiek) iemand die heel erg geniet van het hebben en uitoefenen van macht
    • ‘Het is doodzonde dat sommige mensen door u gaan denken dat alle scheidsrechters machtswellustelingen zijn’, schrijft Vannieuwkerke. ‘Gelukkig is dat niet zo. Ik heb er de voorbije jaren veel zien passeren in Diksmuide. Jonge en iets oudere referees die gedreven worden door de passie die ons allemaal drijft: jongeren plezier laten beleven op een voetbalveld en ze daarbij aanmoedigen door ze te corrigeren en te helpen.’[2] 
    • Komt het ooit goed met Hendrik de achtste (1491-1547)? Waarschijnlijk niet. De beroemdste koning van Engeland is in de kleine vijfhonderd jaar na zijn dood in toneelstukken, films, boeken en tv-series al weggezet als seksueel gefrustreerd machtswellusteling. Afgelopen week werd hij ook nog door 60 Britse historische auteurs verkozen tot de ‘slechts monarch aller tijden’. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 29/08/2016 door mab
  3. NRC Roderick Nieuwenhuis 8 september 2015