loyaal
- lo·yaal, of: loy·aal bij meer oorspronkelijke uitspraak
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘trouw’ voor het eerst aangetroffen in 1281 [1]
- afgeleid van het Franse loyal (met het achtervoegsel -aal) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | loyaal | loyaler | loyaalst |
verbogen | loyale | loyalere | loyaalste |
partitief | loyaals | loyalers | - |
loyaal
- trouw zijnd aan iemand of de groep waartoe iemand behoort
- Het woord loyaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loyaal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "loyaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ loyaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be