loquat
- lo·quat
- Via het Engels ontleend aan het Kantonese traditioneel 蘆橘, vereenvoudigd 芦橘 (lou4 gwat1; letterlijk "riet-sinaasappel"). In het Mandarijns is deze benaming verouderd.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loquat | loquats |
verkleinwoord | loquatje | loquatjes |
de loquat m
- (bloemplanten) Eriobotrya japonica een fruitboom uit de rozenfamilie. De plant staat in het Spaans bekend als nísperero del Japón en de vrucht als níspero japonés. In Turkije worden ze Yeni Dünya, wat “Nieuwe Wereld” betekent, of Maltese pruimen genoemd. In Turkije worden deze vruchten als vers fruit gegeten, maar ook in een klein aantal kebabgerechten verwerkt. In Nederland zijn ze vaak alleen in Turkse of Marokkaanse groentewinkels verkrijgbaar
- (fruit) de oranje vrucht van de Eriobotrya japonica
1. een fruitboom van de rozenfamilie
2. de oranje vrucht van de Eriobotrya japonica
- Het woord 'loquat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] loquat op Wikidata