likdoorn
- lik·doorn
- van Middelnederlands lijcdorn, in de betekenis van ‘eksteroog’ voor het eerst aangetroffen in 1301, op te vatten als samengesteld uit lijk in de oude betekenis "lichaam" en doorn "iets wat steekt" [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | likdoorn | likdoorns likdoornen |
verkleinwoord | likdoorntje | likdoorntjes |
de likdoorn m
- (medisch) pijnlijke eeltige verdikking, meestal op een teen of ander deel van de voet
- De pedicure bevrijdde haar opnieuw van die pijnlijke likdoorn op haar teen.
- ▸ Ik voel het aan mijn eksteroog, zeiden mensen vroeger als er vrieskou op komst was – de likdoorn op hun voetzool speelde dan op.[4]
1.
- Het woord likdoorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "likdoorn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ likdoorn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "likdoorn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Niki Korteweg“Een migraineaanval door een naderende storm. Hoe kan dat?” (19 augustus 2022) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be