lekschieten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van lekschieten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | lekschieten | lek te schieten | ||||||||
toekomend | zullen lekschieten lek zullen schieten |
te zullen lekschieten lek te zullen schieten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben lekgeschoten | te hebben lekgeschoten | ||||||||
toekomend | lekgeschoten zullen hebben | lekgeschoten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
lekschietend | lekgeschoten | ev. schiet lek |
mv. verouderd schiet lek |
schiete lek (bijzin) lekschiete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | schiet lek | schiet lek | schiet lek | schiet lek | schiet lek | schieten lek | schieten lek | schieten lek | |||
verleden (o.v.t.) | schoot lek | schoot lek | schoot lek | schoot lek | schoot lek | schoten lek | schoten lek | schoten lek | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal lekschieten | zult/zal lekschieten | zult/zal lekschieten | zult lekschieten | zal lekschieten | zullen lekschieten | zullen lekschieten | zullen lekschieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou lekschieten | zou lekschieten | zou(dt) lekschieten | zoudt lekschieten | zou lekschieten | zouden lekschieten | zouden lekschieten | zouden lekschieten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | lekschiet | lekschiet | lekschiet | lekschiet | lekschiet | lekschieten | lekschieten | lekschieten | |||
verleden (o.v.t.) | lekschoot | lekschoot | lekschoot | lekschoot | lekschoot | lekschoten | lekschoten | lekschoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal lekschieten lek zal schieten |
zult/zal lekschieten lek zult/zal schieten |
zult/zal lekschieten lek zult/zal schieten |
zult lekschieten lek zult schieten |
zal lekschieten lek zal schieten |
zullen lekschieten lek zullen schieten |
zullen lekschieten lek zullen schieten |
zullen lekschieten lek zullen schieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou lekschieten lek zou schieten |
zou lekschieten lek zou schieten |
zou(dt) lekschieten lek zou(dt) schieten |
zoudt lekschieten lek zoudt schieten |
zou lekschieten lek zou schieten |
zouden lekschieten lek zouden schieten |
zouden lekschieten lek zouden schieten |
zouden lekschieten lek zouden schieten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb lekgeschoten | hebt lekgeschoten | hebt/heeft lekgeschoten | hebt lekgeschoten | heeft lekgeschoten | hebben lekgeschoten | hebben lekgeschoten | hebben lekgeschoten | |||
verleden (v.v.t.) | had lekgeschoten | had lekgeschoten | had lekgeschoten | hadt lekgeschoten | had lekgeschoten | hadden lekgeschoten | hadden lekgeschoten | hadden lekgeschoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal lekgeschoten hebben | zal/zult lekgeschoten hebben | zult/zal lekgeschoten hebben | zult lekgeschoten hebben | zal lekgeschoten hebben | zullen lekgeschoten hebben | zullen lekgeschoten hebben | zullen lekgeschoten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou lekgeschoten hebben | zou lekgeschoten hebben | zou/zoudt lekgeschoten hebben | zoudt lekgeschoten hebben | zou lekgeschoten hebben | zouden lekgeschoten hebben | zouden lekgeschoten hebben | zouden lekgeschoten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm lekgeschoten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt lekgeschoten | er is lekgeschoten | |||||||||
verleden | er werd lekgeschoten | er was lekgeschoten | |||||||||
toekomend | er zal lekgeschoten worden | er zal lekgeschoten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou lekgeschoten worden | er zou lekgeschoten zijn | |||||||||
lijdende vorm lekgeschoten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | lekgeschoten worden | lekgeschoten te worden | ||||||||
toekomend | lekgeschoten zullen worden | lekgeschoten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | lekgeschoten zijn | lekgeschoten te zijn | ||||||||
toekomend | lekgeschoten zullen zijn | lekgeschoten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word lekgeschoten | wordt lekgeschoten | wordt lekgeschoten | wordt lekgeschoten | wordt lekgeschoten | worden lekgeschoten | worden lekgeschoten | worden lekgeschoten | |||
verleden (o.v.t.) | werd lekgeschoten | werd lekgeschoten | werd lekgeschoten | werdt lekgeschoten | werd lekgeschoten | werden lekgeschoten | werden lekgeschoten | werden lekgeschoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal lekgeschoten worden | zult lekgeschoten worden | zult lekgeschoten worden | zult lekgeschoten worden | zal lekgeschoten worden | zullen lekgeschoten worden | zullen lekgeschoten worden | zullen lekgeschoten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou lekgeschoten worden | zou lekgeschoten worden | zou/zoudt lekgeschoten worden | zoudt lekgeschoten worden | zou lekgeschoten worden | zouden lekgeschoten worden | zouden lekgeschoten worden | zouden lekgeschoten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben lekgeschoten | bent lekgeschoten | bent/is lekgeschoten | zijt lekgeschoten | is lekgeschoten | zijn lekgeschoten | zijn lekgeschoten | zijn lekgeschoten | |||
verleden (v.v.t.) | was lekgeschoten | was lekgeschoten | was lekgeschoten | waart lekgeschoten | was lekgeschoten | waren lekgeschoten | waren lekgeschoten | waren lekgeschoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal lekgeschoten zijn | zult lekgeschoten zijn | zult lekgeschoten zijn | zult lekgeschoten zijn | zal lekgeschoten zijn | zullen lekgeschoten zijn | zullen lekgeschoten zijn | zullen lekgeschoten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou lekgeschoten zijn | zou lekgeschoten zijn | zou/zoudt lekgeschoten zijn | zoudt lekgeschoten zijn | zou lekgeschoten zijn | zouden lekgeschoten zijn | zouden lekgeschoten zijn | zouden lekgeschoten zijn |