1. Een lanyard voor deelnemers aan een conferentie.
  • lan·yard
  • van Engels lanyard, in de betekenis "sleutelkoord" aangetroffen vanaf 1942 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud meervoud
naamwoord lanyard lanyards
verkleinwoord - -

de lanyardm

  1. om de hals gedragen koord of band waaraan een toegangsbewijs, een sleutel of een ander klein voorwerp op de borst kan worden meegedragen
     De officiële naam is lanyard, maar de jeugd spreekt van keycord of sleutelkoord. Meer dan een brede nylon band die je om je nek kunt hangen is het niet, hoewel je van de meeste modellen het onderste gedeelte, waar je sleutels aan hangen, kunt losklikken.[1]
      Zij klommen bij iedereen op de knieën om te zien of aan de lanyard, die zoo geheimzinnig in de borstzak verdwijnt, niet een fluitje of iets anders moois hing.[2]
  1.   Weblink bron
    Ewoud Sanders
    “Jaartaal” (28 december 2002) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron Bij ons in Stratford in: Vrij Nederland; Je maintiendrai, jrg. 2, nr. 26 (24 januari 1942), Neth. Publ. Cy, London, p. 28 (832)
 
Dead eyes with lanyards “Wasa” (1627)
 
Lanyards [2]


enkelvoud meervoud
lanyard lanyards

lanyard

  1. (scheepvaart): talreep, het touw dat door de jufferblokken is geschoren
  2. lanyard