• lang·ge·rekt
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen langgerekt langgerekter langgerektst
verbogen langgerekte langgerektere langgerektste
partitief langgerekts langgerekters -

langgerekt [1]

  1. lang en smal
    • Het Zwaanshals, een langgerekte winkelstraat in Rotterdam-Noord, had vroeger alles behalve een goede reputatie. Maar daar is niets meer van te merken. Op initiatief van de woningcorporatie heeft de straat een metamorfose ondergaan. Belwinkels en kapsalons hebben plaats gemaakt voor restaurants en kleine ambachtelijke zaakjes. De straat is ineens hip geworden, en wordt geroemd in reisgidsen.[2] 
  2. lang durend in tijd
    • Het hoeft niet te verbazen dat dit concert één langgerekte gitaartrip was. Nu zijn wij al meermaals in slaap gevallen bij dat soort van gitaaraanbidderij, maar vandaag niet. Met dank aan Thurston, die zijn toehoorders uiterst gefocust bij de les hield.[3]  
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Antti Liukku & Deborah Jongejan 08-06-2017
  3. De Standaard 02/07/2017 door Floor Deckx
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be