• kwijt·schrift
enkelvoud meervoud
naamwoord kwijtschrift kwijtschriften
verkleinwoord

het kwijtschrifto

  1. schriftelijk bewijs van betaling, gemaakt door de ontvanger en gegeven aan de betaler
    • Het ongeval met de goederentrein, die onder meer acrylnitril vervoerde, gebeurde op 4 mei. De vzw Wat Na De Ramp stelde dat Infrabel plafondbedragen hanteerde waarbij geen rekening gehouden werd met ingediende bewijsstukken. De actiegroep maakte zich ook zorgen over de voorwaarden van het kwijtschrift, omdat de bewoners bij ondertekening afstand zouden doen van hun rechten. [2] 
    • Tony V. legde het heel handig aan boord. "Hij gaf onze klanten een kwijtschrift of een vervalste polis waaruit moest blijken dat ze betaald hadden. De gedupeerden konden dus onmogelijk op de hoogte zijn van het bedrog", zegt Bonduwe. "We werken op dit moment met man en macht aan een inventaris van alle valse contracten." [3] 
    • De feiten gebeurden in de jaren negentig in Maasmechelen en zijn het gevolg van een overval op het kantoor van de inmiddels overleden vader van de hoofdverdachte. Bij de overval in 1980 werd 125.000 euro zwart geld buitgemaakt waarvoor de vader niet verzekerd was. Om die put te dichten, ging de man te rade bij geldschieters in de Italiaanse maffia. Die eisten op hun beurt woekerinteresten en bleven dat doen, ook nadat de Maasmechelaar de zaak van zijn vader had overgenomen. Om de financiële put van in totaal 6,25 miljoen euro te dichten, stelde de zoon valse kwijtschriften op, hield geld achter dat klanten hem gaven om te beleggen en boorde kluizen open. [4] 
55 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]