vrouw met krullend haar
  • krul·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen krullend krullender krullendst
verbogen krullende krullendere krullendste
partitief krullends krullenders -

krullend

  1. met name van haren dat er veel draaiingen in zitten
    • Ik doe dit voor alle jongens en meisjes op ons eiland. Ik wil dat zij kijken naar iemand die eruit ziet als zij, dezelfde cultuur heeft als zij, praten zoals zij. Dat ze zien dat je met krullend haar, een donkere huidskleur ook deel kan nemen aan verschillende dingen in de wereld. [1] 
    • Lange tijd dacht Rosan dat ze dan ook zou kunnen bedanken voor haar 'nieuwe' haar - sinds de transplantatie heeft ze niet langer blonde lokken, maar donker krullend haar. "Dat bleek niet van de donor te komen." [2] 
    • De politie heeft een zoektocht naar de dader ingezet. De man is ongeveer dertig jaar, heeft een getinte huidskleur, een normaal postuur en half lang donker krullend haar. Hij droeg een zwarte muts, zwarte broek en droeg een rode plastic tas bij zich. De politie roept op om de man niet aan te spreken, maar direct 112 te bellen. [3] 
vervoeging van: krullen
verbogen vorm: krullende

krullend

  1. onvoltooid deelwoord van krullen