• krul·len

krullen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
krullen
krulde
gekruld
zwak -d volledig
  1. (haar) spiraalvormig maken
    • Zij krulde haar haar met een krultang. 

de krullenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord krul
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be