• kruis·boog
enkelvoud meervoud
naamwoord kruisboog kruisbogen
verkleinwoord kruisboogje kruisboogjes

de kruisboogm

  1. (bouwkunde) diagonale boog in een kruisgewelf
  2. (militair) (geschiedenis) boog, schiettuig waarvan de reep en de pees een kruis vormen
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]