Nederlands

 
1.1 Een zwemmende koet, Fulica atra.
Uitspraak
Woordafbreking
  • koet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koet koeten
verkleinwoord koetje koetjes

Zelfstandig naamwoord

de koetm

  1. (kraanvogelachtigen) benaming voor watervogels uit het geslacht Fulica  
    1. (kraanvogelachtigen) bepaald soort watervogel, Fulica atra  
  2. (figuurlijk) (pejoratief) iemand die te weinig durf heeft
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen