koeantilopen
- (IPA in voorbereiding)
- koe·an·ti·lo·pen
- samenstelling van koe zn en antilopen zn
- koeantilope zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koeantilopen | |
verkleinwoord |
de koeantilopen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord koeantilope
- meervoudsvorm als officiële benaming (evenhoevigen) Alcelaphinae een onderfamilie uit de familie der holhoornigen (Bovidae), waartoe onder andere de gnoes, het hartenbeest, de bontebok en de lierantilope behoren. De groep is nauw verwant aan de impala (Aepyceros melampus), die soms tot deze groep gerekend wordt
- [2] holhoornigen, herkauwers, evenhoevigen, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] bontebok, gnoes
- [2] hirola, lierantilope
- Het woord 'koeantilopen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.