knoet
- knoet
- Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘zweep’ voor het eerst aangetroffen in 1677 [1]
- [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knoet | knoeten |
verkleinwoord | knoetje | knoetjes |
de knoet m
- karwats
- De Russische knoet werd gebruikt voor de zwaarste, soms dodelijke geselingen in de tsarentijd
- tot een bundel ineengedraaid haar, vastgestoken op het achterhoofd
- iemand onder de knoet houden
- iemand onderdrukken
1. karwats
2. bundel ineengedraaid haar
- Het woord knoet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knoet" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "knoet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ knoet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ knoet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ knoet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be